Eén plekje was er nog vrij
Eén plekje was er nog vrij, dus heb ik snel gereserveerd voor de spektakelfilm. In zaal 10 zitten al mensen, anderen moeten nog komen. Ik schuif door de rij en kom rechts naast twee jonge mensen te zitten, hij met een enorme bak nacho’s met dipsaus op schoot, zij met een emmer popcorn en beiden een biertje. Ze zijn vast begonnen aan hun voedselbakken. Ze kunnen er nauwelijks over heen kijken, als straks de film begint, denk ik nog. Aan mijn andere kant zit een jong stel op hun mobiels te kijken. Achter mij een tweetal jongedames, druk en luid pratend over vriendjes, relaties, families en kennissen die zij wederzijds al dan niet kennen. Met al die personen schijnt wel iets ergs of bijzonders mee te zijn. De rest van de zaal biedt het zelfde patroon. En dan ik zelf nog, een man van een zekere leeftijd, die naast allerlei mooie filmhuis-films, van tijd tot tijd graag van een spektakelfilm geniet. De stoel is uitstekend, bijna net zo goed als mijn gemakstoel thuis.
Als het licht dimt, de reclames en voorfilms draaien, blijft de zelfde stemming in de zaal: druk pratend en mobiels die overal oplichten, men kan er niet genoeg van krijgen schijnbaar. Dan begint de film waar wij allen een kaartje voor hebben bemachtigd. Dat wordt genieten. Althans, dat dacht ik. De bak met nacho’s wordt verder verorberd, alsof men in dagen niet heeft gegeten, gekraak en gesmak en geslurp, naast de vette bakgeur. Aan mijn andere zijde blijven om de halve minuut de gloed van de mobiels oplichten. Ik verzoek vriendelijk of dat kan stoppen, maar mij wordt een nare ziekte toegewenst, dus houd ik mij rustig, om die enge kwaal te voorkomen. De twee dames achter mij, echter niet, de familietragedies zijn overgegaan in commentaar op en over de film, de acteurs en de personages en het mogelijke verloop van het verhaal, alsof men thuis voor de buis zit. Ik concentreer mij op de film. Niet zo heel moeilijk want het filmgeluid is best aanwezig, tegen de wettelijke toelaatbare decibelnorm aan. Het doek is groot, met levendige en snelle beelden. Ondanks alle afleiders zit ik snel in het verhaal en laat mij meeslepen, maar dan is het plotseling pauze. Pauze om een sanitair momentje in te bouwen, maar voor de meeste bezoekers een moment om nieuwe snoep, etenswaren en drankjes in te slaan. Snel staat er een rij bij de eetcorner om al dat smakelijks nogmaals te bemachtigen. Na de pauze het zelfde beeld en geluid uit de zaal en wat mij nu aan de zaal opvalt: veel jongeren: ik val op met mijn leeftijd, een ‘ouwe lul’ zouden zij mij noemen!
Neen, dan de filmhuizen, met hun 1 tot maximaal 3 zalen. Ze stralen een rust en reinheid uit, met een publiek van gemiddelde hogere leeftijd. Ook in de filmhuizen komt men voor de film. Alleen is het soort film iets anders, minder of geen spektakel, zonder achtervolging met auto’s of een shoot-out. Vooraf geniet men van koffie met carrotcake of een glaasje wit dan wel rood. De consumpties worden oogluikend toegelaten in de zaal, als men maar weer terug meeneemt na afloop. Toch praten de bezoekers ook hier met elkaar over het verhaal dat zich hier afspeelt.
De grote overeenkomst tussen de grote commerciële bioscopen met hun tien zalen en de niet-commerciële kleinschalige filmhuizen, die vooral op vrijwilligers draaien, is dat men komt voor de film en ieder heeft zo zijn eigen voorkeur voor het soort film en verhaal. Daar gaat het tenslotte om: genieten van de film naar keuze en je mee laten sleuren in het verhaal. Film is verhalen vertellen, voor jong en oud! Laat het zaallicht maar dimmen en de film beginnen.
Volgende keer meer over filmgenres.
In de maandelijke column “Filmblik” geeft Harry Keiman zijn blik op film.